Ouder worden – veranderingen in het slikken

Thema's

Thema's

Ouder worden – veranderingen in het slikken

Nederlanders worden over het algemeen steeds ouder. Volgens het CBS bestaat de Nederlandse bevolking voor 18,5% uit mensen met een leeftijd boven de 65 jaar (een groep van meer dan 3,1 miljoen mensen). In 1950 was dat nog maar 7,7% van de bevolking. Het gaat dus om een groeiende groep mensen. Ouder worden gaat gepaard met fysieke veranderingen.
 
Bij normale veroudering zijn dat subtiele en geleidelijke veranderingen die elk invloed hebben op het slikken. Er wordt bijvoorbeeld minder speeksel aangemaakt. Het vermogen om goed te ruiken en proeven neemt af, net als de gevoeligheid in onder andere de mond en keel. Daarnaast hebben veel ouderen een beperkte hoeveelheid eigen tanden of maken gebruik van een, niet altijd passend, kunstgebit. Verder treedt door verschillende factoren krachtsverlies op. De kracht van tong en kauwspieren, het samentrekken van de farynx en de heffing van de larynx tijdens het slikken neemt hierbij af of neemt meer tijd in beslag. Ook de passage gaat moeizamer door latere en minder ruime opening van de bovenste slokdarmsfincter en afname van de peristaltiek van de slokdarm. Door al deze factoren blijft er relatief meer voedsel achter in de mond of in de keel na het slikken en blijft het eten langer in de mond.

Bewuste of onbewuste compensaties

Ondanks al deze veranderingen hoeft het slikken van eten of drinken geen probleem te vormen. De afname van de genoemde functies is beperkt. Vaak worden ook, bewust of onbewust, compensaties toegepast. Voorbeelden hiervan zijn onder andere langer kauwen, later inzetten van de slikbeweging of vaker slikken. Soms wordt bepaald voedsel vermeden, zoals bijvoorbeeld taai vlees of kruimelig voedsel.
 
Dit wordt anders wanneer de situatie uit evenwicht raakt. Bijvoorbeeld na een ernstige ziekte of bij een ziekenhuisopname vanwege een botbreuk. Het slikmechanisme kan dan zodanig verstoord raken dat het slikken niet meer veilig verloopt. De oorzaak hoeft dus niet per se neurologisch te zijn. Meestal verminderen dit soort slikstoornissen bij verbetering van de algehele conditie. Vanzelfsprekend kan ook een neurologische aandoening het slikken verstoren, maar dit laten we hier buiten beschouwing.
 
Ouder worden heeft dus zijn invloed op het vermogen om te eten en te drinken. Dit hoeft niet tot problemen te leiden, maar het is goed om alert te zijn op de kwetsbaarheid van dit complexe systeem. Zeker wanneer het evenwicht wordt verstoord.
 
Dirk Berghuis, logopedist

Thema's

Thema's