Wij spraken met fysiotherapeut, docent, oprichter van Kinetic Analysis en specialist in human motion data, Maarten Gijssel (30). Het gesprek ging over de ontwikkelingen in de paramedische zorg en zijn verwachtingen hierover voor de komende tien jaar.
“Ik heb tien jaar lang in de praktijk als fysiotherapeut gewerkt met patiënten”, vertelt hij. “Ik had een volle agenda, maar ik ging me steeds meer specialiseren. Ik studeerde klinische gezondheidswetenschappen en leerde data en statistieken te gebruiken voor de dagelijkse praktijk. Dat vond ik erg interessant en ik dacht: hier kan ik mensen nog beter mee helpen. Met al die data kun je bijvoorbeeld gezondheidsgerelateerde maten voorspellen. Je krijgt dan een soort prediagnostiek om al problemen op te sporen die zich pas later openbaren.”
“Bijvoorbeeld bij de Academie voor Lichamelijke Opvoeding zijn we screenings gaan doen. Omdat de studenten van die opleiding fysiek actief zijn, raken ze vaker geblesseerd dan andere studenten. Na de eerste screening bleven we hen volgen en daarna ook elk jaar het volgende cohort. Die konden we dan op basis van eerdere metingen preventief oefeningen laten doen om die blessures te voorkomen. En dat werkte. Inmiddels ontwikkelde ik een methode die we inzetten bij een hele brede populatie van basisschoolkinderen tot ouderen in een verpleeghuis en van diabetespatiënten en mensen met obesitas tot topsport Nederland.”
“Mijn fysiotherapiepraktijk is nu dus meer een bedrijf dat data verzamelt over menselijk bewegen. Dat is breder dan fysiotherapie alleen. Ik ben zo’n tien jaar geleden opgeleid in de tijdsgeest van de klinimetrie. We moesten meten, objectiveren en vooral onze progressie monitoren. Dat was een mooi voornemen dat in de praktijk rampzalig uitpakte. Het leidde tot een enorme administratieve last. Het idee om te gaan meten, registreren en evalueren is goed, maar het moet dan wel makkelijker worden en niet tot extra werk leiden. Dan komen we niet meer toe aan de patiënt waar het uiteindelijk om gaat.”
“De manier van meten moet dus beter. Je kunt veel automatiseren met gezondheidszorgtechnologieën. Als docent van de opleiding gezondheidstechnologie kijk ik naar alle nieuwe trends. Dat we moeten meten blijft overeind, maar het moet vanzelf gaan. Dat kun je doen door de standaardapps te gebruiken op je smartphone of meer uitgebreid door te werken met een set van sensoren verwerkt in kleding. Zo verzamel je continu gegevens van degene die je verder wilt helpen. Die link wordt nu nog niet gelegd, maar ik denk dat het er zeker aankomt dat fysiotherapeuten, ergotherapeuten of diëtisten gebruikmaken van data uit een technologie. Dat kan een apparaat van de patiënt zelf zijn of iets wat voor een periode aan de patiënt wordt uitgeleend voor dit doel.”
“Dat is ook het thema van mijn promotie aan de VU bij de afdeling Bewegingswetenschappen. Ik houd me bezig met de ecologische validiteit van meetinstrumenten in de fysiotherapiepraktijk. Er is een heleboel op de markt. Variërend van goedkoop en onbruikbaar tot hele exclusieve apparatuur die je in een bewegingslaboratorium of in een ziekenhuis aantreft. Het eerste wil je niet gebruiken en het tweede is te duur en te ingewikkeld om te gebruiken en daardoor niet erg bereikbaar. Dus we willen weten wat daar tussenin zit. Wat kun je zelf in de winkel kopen en gebruiken en wat zit er nog tussen dat de professionals kunnen adopteren? Dat brengen we nu in kaart en adviseren daarin ook professionals.”
“Een mooi voorbeeld heb je in wielrennerij. Het is helemaal in om met bike fitting je fiets helemaal op je lichaam te laten afstellen. Daar betalen mensen zo 200 euro voor. Maar je weet helemaal niet hoe je na een aantal kilometers op je fiets zit. Als je vermoeid raakt ga je misschien wel scheef zitten, waardoor je minder effectief fietst of zelfs blessures oploopt. Met de universiteit van Gent ontwikkelen we een shirt dat realtime feedback geeft over je houding. Dan weet je of je recht op die fiets blijft zitten of dat je scheef gaat zitten en daardoor mindere prestaties levert of misschien wel blessures oploopt. Dat soort technieken kun je natuurlijk ook inzetten voor kantoorpersoneel.”
“Ook in andere paramedische disciplines zijn die technieken toepasbaar. In de diëtetiek bijvoorbeeld, ontwikkelen we momenteel sensoren die geluiden in de buikwand registreren of gassen in de mond en in de onderbroek meten. Ik denk dat er binnen tien jaar meer evidentie is voor de onderbouwing van de huidige paramedische interventies en dat dit door alle disciplines wordt geadopteerd. Ook het wetenschappelijk onderzoek ontwikkelt zich van relatief kleine studies tot gebruikersgroepen van duizenden die meer accurate feedback geven over de langetermijneffecten van huidige behandelingen. Professionals moeten leren deze nieuwe technieken te adopteren, maar blijven ook noodzakelijk en excelleren juist in hun people skills om de vertaling te maken naar de vraag van de patiënt.“
“We gaan naar een futuristische zorg waarbij data een schat aan informatie oplevert die we kunnen gebruiken om ziektes en blessures voor zijn en te voorkomen. We gaan wel uitbreiden, maar dan van minder gebouwen naar meer digitale zorg op afstand. Natuurlijk heb je voor de vertaling van al die informatie en de toepassing ervan nog steeds de zorgprofessional nodig en de vertrouwensrelatie die je met hem of haar hebt.”